Wie [.c-underline]wast[.c-underlined][.c-underlined][.c-underline] en [.c-underline]kleedt[.c-underlined][.c-underlined][.c-underline] [.c-highlighted]de ouderen[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted] straks nog?

Roos Menkhorst en Catrien Spijkerman

7/2/2024

Ouderenverzorgers werken met kleine contracten en onregelmatige roosters. Tijdens de coronapandemie werden ze niet serieus genomen en inmiddels hebben hun instellingen de hoogste verzuimcijfers ooit. Vakbonden en werkgevers waarschuwen voor een zorginfarct.

In een vrijwel lege kamer ligt een vrouw op bed te kermen van de pijn. ‘Goedemorgen lieverd’, zegt verzorgende Gerda (61) tegen haar. Ze staat naast de vrouw, de gordijnen zijn dicht. ‘Ik heb een pijnstiller voor je, kom maar zitten lieve schat, morgen mag je eindelijk naar het ziekenhuis.’ ‘Schei uit met je lieve schat’, klinkt het onder de dekens. Het is maandagochtend acht uur in verpleeghuis Dorpsveld, een zorglocatie van Stichting Laurens in Charlois, een wijk in Rotterdam-Zuid. Gerda staat door een zieke vanochtend met een volle kracht minder op afdeling 1: een gesloten afdeling met zeventien bewoners die al ver in hun dementie zijn.

De bewoonster weigert de pijnstiller. Gerda trekt haar plastic handschoenen aan. De vrouw jammert: ‘Het doet zo’n zeer!’ Gerda: ‘Ik kan me dat zo voorstellen, mevrouw. Ik ga nu je bed wat omhoog doen, zodat ik hem makkelijker kan terugduwen.’ Het alarm dat Gerda bij zich draagt gaat af, een hels geluid dat nog de hele dag over de afdeling zal klinken. Ze negeert het en vraagt de vrouw op haar zij te gaan liggen. Ze doet de luier van de vrouw uit. Een stuk darm van zeker twintig centimeter steekt uit. Gerda duwt voorzichtig maar zonder aarzelen de darm weer terug. ‘Dit doen we al ruim een jaar, soms wel tien keer per dag bij haar. Onmenselijk. Hopelijk beslissen ze morgen eindelijk om haar te opereren’, zegt ze terwijl de vrouw het uitschreeuwt. ‘Hij zit er weer in, schat.’ De vrouw slaakt een zucht: ‘Moeder Maria sta mij bij.’

[.c-highlighted]Niet gewaardeerd[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

Er dreigt een zorginfarct in de ouderenzorg, waarschuwen zowel vakbonden als werkgevers. De vergrijzende bevolking doet een steeds groter beroep op de zorg, terwijl het even hard vergrijzende personeel met pensioen gaat en de toename van nieuw personeel achterblijft. Van alle personeelstekorten in de zorg zijn de problemen verreweg het grootst in de ouderenzorg. De instroom van nieuw personeel lag in 2021 nog maar 0,77 procent boven de uitstroom – nooit eerder was het verschil zo klein. Onderzoeksbureau ABF berekende in opdracht van het ministerie van VWS een verwacht tekort van 24.000 werknemers in 2022, dat zal oplopen naar ruim 67.000 in 2030. Daarnaast is in geen enkele sector het verzuim zo hoog als in de ouderenzorg. Begin vorig jaar gold hier het hoogste verzuimpercentage ooit door het CBS gemeten: 10,4. Ter vergelijking: het landelijk percentage was toen met 6,3 ook op z’n hoogst.

Verzorgenden en helpenden maken met bijna zestig procent het grootste deel uit van de werknemers in de ouderenzorg – tegen bijvoorbeeld twaalf procent verpleegkundigen. Verzorgenden en helpenden halen de ouderen dagelijks uit bed, wassen ze, kleden ze aan en geven ze te eten. Ze zorgen dat ze medicijnen krijgen en hebben een belangrijke rol bij het signaleren van problemen. Het is de groep die de ouderenzorg draaiende houdt. Maar juist zij voelen zich niet gewaardeerd, blijkt uit onderzoek van De Groene Amsterdammer en onderzoekscollectief Spit. Ze werken, soms tegen hun zin, in kleine contracten. Ze hebben grote moeite hun onregelmatige uren te combineren met de zorg voor een gezin; eenderde is daarnaast mantelzorger en ze moeten rondkomen van lage salarissen. Verzorgenden vinden dat hun expertise niet erkend wordt, terwijl zij de meeste tijd met de ouderen doorbrengen en hen het beste kennen. De manier waarop er tijdens de coronapandemie met de ouderenzorg werd omgesprongen, heeft dit idee alleen maar versterkt.

Over de hele afdeling is nu het gehuil van de man die eerder op de gang stond te horen. ‘Dit hoor je soms de hele dag’

Op de gang van verpleeghuis Dorpsveld versnelt verzorgende Gerda haar pas. Nog dertien bewoners moeten er voor het ontbijt uit bed worden gehaald. Haar alarm gaat weer af, uit een van de kamers klinkt ‘Zuster! Zuster!’ Gerda roept: ‘Ik kom er zo aan!’ Ze komt langs een mannelijke bewoner die in zijn pyjama in de gang staat. Zijn ogen en mond zijn wijd opengesperd, zijn armen steekt hij voor zich uit terwijl hij huilende geluiden maakt. Ze spreekt hem rustig toe: ‘Gaat u maar even naar uw kamer, ik kom er zo aan.’

Bij de zusterpost neemt Gerda de medicatielijst door, ze moet straks de medicijnronde doen. Collega-leerling Shani (18) komt binnen. Ze vraagt of Gerda met haar mee kan lopen om insuline voor een bewoner van afdeling 2 te halen. In de lift bespreken ze kort het rooster. Morgen staat Gerda in de avond met vier leerlingen – waaronder Shani – en één helpende, verspreid over drie afdelingen. ‘Ik moet dan als verzorgende de medicatie voor het hele huis uitdelen, omdat ik als enige bevoegd ben.’ ‘Ik kan wel langer blijven hoor’, reageert Shani. ‘Ik heb het hele weekend uitgeslapen omdat ik weet dat het druk wordt deze week.’ Gerda: ‘Rustig aan, je moet jezelf wel in de gaten houden. Hoe gaat het op je nieuwe kamer? Heb je nog spullen nodig? Bestek?’ Shani: ‘Bestek kan ik goed gebruiken. Pannen en kopjes trouwens ook.’ Samen nemen ze daarna alle stappen door die nodig zijn om straks, onder begeleiding, insuline te spuiten bij een bewoner.

Terug op afdeling 1. Een van de bewoners zit op de wc met zijn luier aan als Gerda binnenkomt. De man ziet bleek en ademt zwaar. Gerda kijkt in zijn luier, geeft hem een washandje voor zijn gezicht. Gerda tegen de man: ‘Gaan we de billen even wassen want er zit poep aan.’ Ze werkt nu sinds 21 jaar in de ouderenzorg. Eerst zat ze achter de kassa in een supermarkt, daar zag ze zoveel eenzame ouderen dat ze besloot om zich om te laten scholen. Over de hele afdeling is nu het gehuil van de man die eerder op de gang stond te horen. ‘Dit hoor je soms de hele dag’, zegt Gerda. ‘Hartverscheurend is het. Maar je moet ook oppassen met hem. Deze man is sterk joh, gisteren had hij nog een collega bij de keel gepakt.’

Rond half elf is het tijd voor koffie in de kantine. Medewerkers van drie afdelingen nemen met elkaar de ochtend door. Het is best een rustige dag, vinden ze. ‘We helpen elkaar hier, dat is het mooie’, zegt een van hen. Niet alleen als er iemand ziek is, maar ook met andere zaken, leggen ze uit. Gerda woont in de wijk Hoogvliet, daar wonen meer ‘meiden’ van Dorpsveld. ‘Ik neem ze ’s ochtends vaak met de auto mee naar het werk, dat scheelt weer in de reiskosten’, vertelt ze. ‘En soms betaal ik ook weleens mee aan hun boodschappen.’ Zelf verdient Gerda 20,58 euro bruto per uur, ze mag niet klagen, vindt ze. Uit de keuken klinkt geroep. Gerda staat op. ‘Er zijn weer eieren’, zegt ze. Haar collega naast haar kijkt haar vragend aan. ‘Ze leveren hier verse eieren. Ze zijn nu 2,05 euro voor een doos van tien. Vorig jaar oktober was het 1,50 euro. Maar dat is nog altijd een stuk goedkoper dan in de winkel.’ Haar collega kijkt verrukt. ‘Ik wil dat ook’, zegt ze. Gerda: ‘Tuurlijk schat, ik haal ze voor je. Hoeveel wil je er?’

[.c-highlighted]Veertien euro bruto[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted] per uur

Het inkomen van verzorgenden is niet voldoende om economisch zelfstandig te zijn, concludeerde de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving in 2020 in het adviesrapport Applaus is niet genoeg. Meer dan vier op de tien verzorgenden kampt met geldzorgen, dertien procent redt het financieel niet, bleek vorig jaar zomer uit een enquête onder 716 verzorgenden door het vakblad voor verzorgenden. Volgens werkgeversorganisatie Actiz meldt een enkele ouderenzorginstelling dat bij maar liefst twintig procent van de medewerkers loonbeslag is gelegd.

Een beginnend verzorgende in de ouderenzorg verdient ongeveer veertien euro bruto per uur. Het bruto maandsalaris van 2200 euro kan uiteindelijk oplopen tot rond de drieduizend. Tenminste, bij een fulltime baan. Maar die heeft bijna niemand. Negen van de tien verzorgenden en helpenden werken volgens het CBS in deeltijd.

Ouderenzorgmedewerkers kiezen daar lang niet altijd zelf voor, blijkt uit de ruim dertig interviews die we hielden. Werkgevers zijn vaak niet bereid grote contracten aan te bieden, omdat zorgmedewerkers dan minder flexibel zijn om in te vallen wanneer er gaten in het rooster zijn, vertellen de geïnterviewden. ‘Natuurlijk heb ik gevraagd of ik meer mag werken dan die achttien uur’, zegt Yvonne Jaspers (56), die als gastvrouw in een zorgvilla werkt waar ze bewoners met dementie begeleidt bij het eten en naar de wc gaan. ‘Een groter contract is onbespreekbaar. Terwijl er inmiddels een gastvrouw is uitgevallen, ze vragen dus vaak of ik kan overwerken.’

In ruil voor haar extra uren krijgt Jaspers vrije tijd. ‘Ik heb nu aardig wat vakantie opgenomen, maar ik zit nog steeds met 122 uur te veel. Geen idee wanneer ik die moet opnemen.’ In veel organisaties is het mogelijk de extra uren te laten uitbetalen. Toch kiezen veel ouderenzorgmedewerkers ervoor dit niet te doen, omdat ze bang zijn voor de gevolgen bij de Belastingdienst. De gemiddelde werknemer in de ouderenzorg werkt 22 uur: ze vallen daarmee in het laagste belastingtarief en hebben recht op huur-, zorg- en kinderopvangtoeslag. Extra uren betekent meer belasting en minder toeslagen, soms leidt dit er zelfs toe dat ze er onder de streep minder aan overhouden.

‘Hoe ga ik ooit driehonderd uur opmaken? Dat kan niet als er geen personeel is.’

Janneke Milort laat haar driehonderd overuren toch maar uitbetalen, vertelt ze. Ze werkt al 32 jaar in de thuiszorg en heeft een contract van zestien uur, maar door grote tekorten in haar team maakte ze in de zomer weken van veertig uur. Ze weet dat ze zich met de uitbetaling van al die extra uren in de vingers snijdt, maar: ‘Hoe ga ik ooit driehonderd uur opmaken? Dat kan niet als er geen personeel is.’ Ze woont met haar 55 jaar nog in een flatje voor jongeren en zou graag verhuizen naar een huurhuis met een lift. ‘Het probleem is: door die extra uren zat ik vorig jaar waarschijnlijk boven de drempel om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning. Maar in de vrije sector zit je zo aan negenhonderd euro per maand. Als ik de uren van mijn contract werk, verdien ik twaalfhonderd euro. Zo’n huurhuis kan ik dus niet betalen.’

Ook Jaspers kwam al eens in de problemen vanwege overuren. ‘Door een reorganisatie was ik mijn baan in de financiële dienstverlening kwijtgeraakt. Ik kon gelukkig een baan in de thuiszorg krijgen en het UWV zou mijn salaris aanvullen met de uitkering waar ik recht op had. Pas drie jaar later kreeg ik te horen: u heeft destijds te veel verdiend. Alles wat ik netto had gekregen, moest ik bruto terugbetalen: achtduizend euro! De Belastingdienst kwam ook nog met een vordering van tweeduizend euro. Ik snapte er niks van, ik had al mijn uren netjes opgegeven. Ze kregen het niet uitgelegd, maar het kwam erop neer dat mijn weekgemiddelde te hoog was geweest. Gelukkig kon mijn dochter een deel voorschieten, en ik ben een periode in een hotel gaan werken naast mijn baan in de ouderenzorg. Het was een zware tijd, want ik was ook nog mantelzorger voor mijn moeder. Het was puur overleven.’

[.c-highlighted]Pasta, pindakaas, pakken maandverband[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

‘Het draait allemaal om de vraag: wat heeft de samenleving over voor de ouderenzorg?’ Inge Borghuis, zelf van oorsprong verpleegkundige, is inmiddels elf jaar bestuurder van Amstelring, een organisatie met 23 locaties in en rondom Amsterdam en 3700 medewerkers. Ze zit in haar werkkamer in een grote verpleeghuislocatie in Nieuw-West. ‘We lopen in de ouderenzorg achter als het gaat om de salarissen, er is een gat van 7,5 procent met vergelijkbare functies. Om mensen te behouden moet je ze wel een salaris kunnen bieden waar ze van kunnen leven.’ Als bestuurder staat ze met haar rug tegen de muur, vertelt ze. Ze kan lobbyen wat ze wil en dat doet ze ook. Maar: ‘Wij zijn gebonden aan een CAO. Ik gun onze zorgmedewerkers wel meer dan die tien procent inflatiecorrectie, maar het geld is er niet.’ Ze vindt het schrijnend dat op een van haar locaties onlangs een weggeefwinkel is geopend, zegt ze. ‘Het is een winkel waar medewerkers gratis de dagelijkse boodschappen kunnen halen; pasta, pindakaas, pakken maandverband. Het is natuurlijk mooi dat het er is, maar het is verdrietig dat dit nodig is.’

Ze weet dat er nog veel te winnen is met flexibele roosters. En ze weet ook dat er medewerkers zijn die best meer zouden willen werken, maar die dit niet doen omdat ze dan netto minder overhouden vanwege het verlies van toeslagen. ‘Dat is toch vreselijk. Ik vind dit ook echt een maatschappelijk probleem; als er vrouwen zijn die niet meer uren kunnen werken vanwege die inkomensgrens, dan moet die grens omhoog.’

Werken met mama- en papa-roosters en ‘blijmakers’ (mensen zonder zorgachtergrond): Borghuis staat overal voor open om wat aan de krapte te doen. Maar ze weet ook: je kunt niet alles ondervangen. ‘We zijn een multiculturele zorgorganisatie, we hebben veel alleenstaande moeders onder onze medewerkers, er zijn mensen met schulden en mensen die twee banen hebben. Er zijn vrouwen die in een scheiding liggen of die een kind hebben dat veel ziek is. Natuurlijk drukken al die zaken op het werk, want wat doen mensen dan: ze melden zich ziek.’

[.c-highlighted]In de knoop[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted] [.c-underline]met de Belastingdienst[.c-underlined][.c-underlined][.c-underline]

In de ‘woonkamer’ van Dorpsveld zingt een groepje bewoners mee met de muziek die uit de speakers komt. Alleen de Eritrese man, die geen Nederlands spreekt, zingt niet mee: ‘Daar in dat kleine café aan de haven/ Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee.’ Verzorgende Dominique (33) is naar afdeling 1 gekomen om te helpen met het wassen van een bewoner. Als alleenstaande moeder van een zoontje van twee is het rooster voor haar regelmatig een probleem, vertelt ze even later in de zusterpost. Zeker omdat ze niet kan rekenen op de steun van haar familie, die in het buitenland woont. ‘De kinderopvang pikt het niet wanneer ik pas een maand van tevoren kan laten weten wanneer mijn kind naar de opvang komt. Ik heb daarom nu een contract bij de kinderopvang van vijf dagen per week.’ Maar daar kan ze niet terecht als ze een avond-, nacht- of weekenddienst heeft. ‘Ik heb twee collega’s die soms op mijn kind passen, en een oppas, maar zij is wel echt mijn last resort. Eén keer heb ik vanwege mijn rooster in een maand alleen al zevenhonderd euro aan haar uitgegeven.’

‘Je kunt kiezen voor een bol.com-bon van 750 euro. Daar kun je bijvoorbeeld een wasmachine of iets anders voor kopen.’

Ze komt met haar salaris niet uit, vertelt Dominique. ‘Daar ben ik heel eerlijk in. Ik verdien rond de achttien euro per uur. Ik huur een particuliere woning van duizend euro per maand omdat er een wachtlijst is voor sociale huurwoningen.’ Ze komt uit Suriname, is sinds vijf jaar in Nederland en staat daarom nog te kort ingeschreven, zegt ze. Om te voorkomen dat medewerkers in de knoop komen met de Belastingdienst, biedt Stichting Laurens het personeel de keuze hun overuren uit te betalen in tegoedbonnen. Dominique: ‘Je kunt kiezen voor een bol.com-bon van 750 euro. Daar kun je bijvoorbeeld een wasmachine of iets anders voor kopen.’

Leerling Shani komt binnen. ‘Je haar zit rommelig’, merkt Dominique op. ‘Heb je geslapen? Ga het maar even natmaken.’ Shani knikt, tussen haar ochtend- en avonddienst is ze even naar huis gegaan om te slapen. Ze is nog niet helemaal wakker, zegt ze verontschuldigend. Dominique: ‘Ik heb trouwens veel geluk met Shani, zij past vaak op mijn zoontje als ik een nachtdienst heb.’ Afgelopen Kerst stond Dominique alle dagen in de nacht ingeroosterd, vertelt ze. Een van de nachten had ze kunnen ruilen. Op de andere dagen bleef Shani bij haar slapen. Met een klein kind zijn de nachtdiensten best zwaar, geeft ze toe: je werkt van half elf ’s avonds tot zeven uur ’s ochtends. Er zijn rustige nachten, maar soms staan er ook zes bewoners te huilen op de gang.’

[.c-highlighted]Het kerstinterview met Jaap van Dissel[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

Waarom is het personeelstekort in de ouderenzorg zo hoog? ‘Nederlanders willen niet met ouderen werken’, antwoordt Dominique. ‘Ze willen geen poep schoonmaken en daar heb je hier wel mee te maken.’ Shani knikt: ‘Ik verdien als leerling inmiddels zo’n dertien euro per uur, dat was een tijd 6,19 euro. Toen ik dat aankaartte, bleek het niet te kloppen gelukkig.’ Dominique: ‘Zes euro. Dat is minder dan bij de Action.’ De ouderenzorg is echt iets voor haar, vindt Shani. Ze komt uit Curaçao en sinds drie jaar is ze in Nederland. ‘Ik leer hier zoveel. Van de ouderen leer ik allemaal liedjes die ik nooit had gehoord. Ik zeg altijd: als je dit werk niet ook gratis zou doen, dan is het niks voor jou.’

Een kwart van de medewerkers in de ouderenzorg voelt zich fysiek uitgeput door het werk, vijftien procent is mentaal uitgeput, blijkt uit onderzoek van zorgverzekeraar IZZ. ‘Eigenlijk zaten we vóór covid al aan onze max’, vertelt wijkverpleegkundige Inge Jansen. ‘Maar tijdens covid hebben we er nog wat harder aan getrokken. Nu is de rek er echt uit. Ik zie het om me heen: collega’s knappen van de ene op de andere dag af. Niet eens zozeer omdat ze ziek zijn, maar omdat ze niet meer kunnen. We zijn zo moe en krijgen niet de kans om bij te komen.’

‘Wij worden gezien als de sukkels van de samenleving. Ze hebben geen idee hoe complex het werk is.’

Veel ouderenzorgmedewerkers zijn teleurgesteld over hoe er met hen tijdens de coronacrisis is omgegaan. Covid sloeg genadeloos toe in de ouderenzorg, ook onder het personeel. Ruim zestig procent van de medewerkers raakte besmet, blijkt uit onderzoek van IZZ uit 2022, een van de hoogste percentages in de zorg. Uit het meldpunt Long Covid van de FNV blijkt dat de besmetting op het werk in de ouderenzorg het hoogst was van alle zorgsectoren: bijna tachtig procent zegt hun besmetting op het werk te hebben opgelopen. Wijkverpleegkundige Karin van Dijk (53) zit inmiddels thuis met een burn-out en nog zeventien weken aan niet-opgenomen vakantieuren. Ze was een van de eersten uit haar team die begin 2020 corona kreeg. ‘De ziekte duurde bij mij twee maanden, daarna kon ik wel weer aan het werk. Dat ik zelf ziek werd, vond ik niet eens het probleem. Wat mij vooral stoorde is dat we telkens achteraan stonden als er beschermingsmateriaal werd verdeeld. Ik had een cliënt die er heel slecht aan toe was, ze kreeg geen adem meer, dus ik belde de ambulance. Die ambulancemedewerkers kwamen van top tot teen ingepakt en ik stond daar bij die mevrouw met helemaal niks: geen mondkapje, geen handschoenen, niks. Wat maakt dat ik minder ben? Waarom wordt er zo op ons neergekeken?’

Het kerstinterview met Jaap van Dissel eind 2020 strooide extra zout in de wonden. Als de RIVM-baas gevraagd wordt hoe het zo mis kon gaan in de verpleeghuizen, zegt hij dat het opleidingsniveau van de verzorgenden hierin een rol speelde. Jacobi Vlaming, wijverpleegkundige, voorheen verzorgende: ‘Ik vond dat enorm kwetsend, juist omdat Van Dissel verantwoordelijk was voor het tekort aan beschermingsmiddelen in de verpleeghuizen. Wij worden gezien als de sukkels van de samenleving, die zich bezighouden met weggestopte oude mensen. Ze hebben geen idee hoe complex het werk is. Ik werd in het verpleeghuis een keer gevraagd om mee te denken over oplossingen bij conflicten met familieleden van bewoners. Voor die uren kreeg ik vier keer zoveel betaald. Terwijl je in een groepswoning met zeven dementerenden 85 handelingen tegelijk moet uitvoeren. Voor mij was zo’n projectgroepje echt uitrusten.’

[.c-highlighted]Werkpaarden met slijtage[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

Voordat Gerrit (52) om half acht ’s ochtends zijn werkdag bij verpleeghuis De Gooyer van Cordaan in Amsterdam-Oost begint, gaat hij eerst even langs bij mevrouw Jansen. Het is nog donker op haar kamer, voorzichtig tilt hij haar deken even op. ‘Hoe gaat het?’ Er klinkt een zwak geluidje. Toen hij gisteravond naar huis ging, dacht hij niet dat mevrouw Jansen de nacht zou halen, vertelt hij. Maar ze is er nog. ‘Ik kom zo bij je terug’, zegt hij. Gerrit werkte 25 jaar als verzorgende in de ouderenzorg, sinds twee jaar is hij verpleegkundige – de enige op zijn afdeling somatiek waar twaalf ouderen wonen die zware fysieke zorg nodig hebben. In het kantoortje van de medewerkers dat uitkijkt over de Amsterdamse Dappermarkt doet hij de lichten aan en bekijkt het rooster van die ochtend. De ene collega blijft thuis met corona, de ander komt wel maar heeft een blessure aan haar hand. ‘Dat wordt een pittig ochtendje’, zegt hij monter. Hij begint zijn ronde met Simon, die hij in bed wast en verschoont terwijl ze samen meezingen met de jaren-zestigplaylist. Bij de eerste noot roept Simon de titel van het liedje al. ‘Simon is drummer geweest’, zegt Gerrit terwijl hij hem met de tillift in zijn rolstoel zet. Hij kamt Simons haren, doet zijn gebit in, scheert zijn wangen en spuit wat aftershave op. Gerrit doet alles snel, maar zonder te haasten. ‘Wil je je witte of zwarte schoenen aan?’

Gerrits collega Karen (58) arriveert met een polsbrace om. ‘Ik voel me zo schuldig, nu moet jij alles doen’, zegt ze tegen Gerrit. Ze spreken af dat ze zo weinig mogelijk taken op zich neemt waarvoor ze kracht moet zetten in haar hand en arm – wassen en aankleden van bewoners gaat niet lukken. ‘Ik werk al dertig jaar in de zorg. Vroeger dacht ik dat ik superwoman was’, zegt ze. ‘Maar nu lijkt het of de aftakeling is ingezet. Het begon ongeveer een jaar geleden met een gebroken enkel, daarna is het steeds wat anders.’ Ze zwaait met haar pols. ‘Nu dit weer. Ik kon er nog heel lang gewoon mee werken, maar ineens lijkt het alsof mijn arm in de fik staat.’ Ze zucht. ‘Ik kan pas op mijn 62ste via een regeling minder gaan werken. Ik moet dus nog vier jaar zo door. Soms heb ik het gevoel dat wij werkpaarden zijn. We trekken onze mond niet open, we werken gewoon door. Maar bij al die paarden zie ik nu slijtages.’

In de vensterbank van het medewerkerskantoortje staat een ingelijste foto van een lachende vrouw: hun collega die aan het begin van de pandemie overleed aan corona. Ze was 45 jaar. ‘Tuurlijk, er was in het begin nog zoveel onbekend over covid’, vertelt verzorgende Simone (53). ‘Maar wij zagen de bewoners veranderen: ze vielen meer, kregen blaasontsteking en vertoonden verward gedrag. Dat zijn niet de standaard covidsignalen die toen bekend waren, de huisarts beweerde bij hoog en bij laag dat het geen corona was. Maar wij vonden het verdacht. Sommige medewerkers hadden mondkapjes meegenomen van huis, maar die mochten we van de leidinggevende niet op omdat het de bewoners zou afschrikken. Wij zagen hoe de bewoners eraan toe waren, wij kenden ze. Maar het management en de huisarts namen ons niet serieus. Pas toen een van die bewoners overleed werd er naar ons geluisterd. En wat bleek: al die bewoners van wie wij het vermoedden, hadden inderdaad corona.’

Tussen 2012 en 2015 moesten vanwege bezuinigingen zo’n 77.000 medewerkers de zorg verlaten.

Simone heeft wel vaker het gevoel dat er niet naar haar wordt geluisterd. En ze is niet de enige. Uit recent onderzoek van de Vrije Universiteit onder ruim 250 verzorgenden blijkt dat bijna zeventien procent van de ondervraagden de werkomgeving als te onveilig ervaart om zich uit te spreken tegen de leidinggevende. Eén op de vijf ziet het als tijdverspilling om überhaupt te proberen dingen te verbeteren. Er worden maatregelen doorgevoerd zonder dat medewerkers daar iets van kunnen zeggen, vertelt Simone. ‘In het najaar van 2021 moesten we het ineens met een persoon minder doen. Er wordt niet over gecommuniceerd, zoiets wordt slechts gemeld op een vergadering, door een interim-manager die we in zijn hele werktijd hier maar één keer gezien hebben. Nu is er weer een nieuwe. Hij moet het wiel opnieuw uitvinden, omdat hij uit een andere sector komt en zich dus eerst moet inwerken.’ Ze geeft nog een voorbeeld: ‘Beneden staat een flap-over waarop we iedere dag schrijven welke werknemer op welke afdeling werkt. Dat is handig voor familie van bewoners en medewerkers, zodat ze weten wie ze kunnen aanspreken. Maar nu is van hogerhand opeens bedacht dat het bord weg moet. Echt belachelijk.’

Collega Audrey van een etage lager is gekomen om Gerrit te helpen met het fysiek zware werk dat hij niet in z’n eentje kan. Samen trekken ze mevrouw Jansen omhoog zodat ze wat rechterop in bed zit. ‘Dit is even vervelend, schat’, zegt Gerrit. De vrouw reageert niet. Hij checkt haar temperatuur, het zuurstofgehalte in haar bloed, bloeddruk en suikerspiegel. De waardes baren hem zorgen, net als de uitgebluste blik in haar ogen. Mevrouw Jansens dochter volgt al zijn handelingen nauwgezet. ‘Ze eet niet, dus ik wacht nog even met medicatie’, legt hij haar uit. ‘Eerst moet de dokter langskomen.’ Audrey staat bij het voeteneind en streelt mevrouw Jansens been.

Tussen het wassen, aankleden en delen van de medicatie door smeert Gerrit boterhammen en zet hij koffie, hij wast de kleding van de bewoners, vult etens- en medicijnvoorraden bij, brengt vuilniszakken weg en bestelt nieuwe voorraden incontinentiemateriaal. De gastvrouwen die kunnen ondersteunen bij dit soort huishoudelijke taken, werden een paar jaar geleden afgeschaft. ‘Het schijnt dat er dit jaar weer ruimte is gemaakt in het budget voor gastvrouwen’, zegt Gerrit. Zo gaat het ook op grotere schaal: tussen 2012 en 2015 moesten vanwege bezuinigingen zo’n 77.000 medewerkers de zorg verlaten, vooral de helpenden waren niet meer ‘nodig’. Nog geen tien jaar later is de vraag naar deze groep groot.

‘Bent u misselijk?’ roept dokter Laura in het oor van mevrouw Jansen. Ze is specialist ouderengeneeskunde en valt in voor een collega. Ze verdeelt haar aandacht over meerdere verpleeghuizen van Cordaan. ‘Ja’, klinkt het vanuit het bed. ‘Keelpijn? Hoesten?’ roept de dokter. ‘Nee. En je hoeft niet zo te schreeuwen’, zegt mevrouw Jansen zachtjes. ‘Sorry, ik ken u niet, ik dacht dat u niet goed kon horen’, zegt Laura. Na het onderzoek concludeert ze dat er geen alarmsignalen zijn. ‘Maar die blik in haar ogen dan? En normaal praat ze niet met een dubbele tong. Ik ben echt bang dat haar einde nadert’, probeert de dochter. ‘Ja, ik ken haar natuurlijk niet, we zullen moeten afwachten’, zegt de dokter opnieuw. Met Gerrit bespreekt ze welke medicijnen mevrouw Jansen beter even niet moet slikken. Als de plaspillen voorbijkomen, sputtert Gerrit tegen: ‘Die heeft ze echt nodig, ze houdt veel vocht vast.’

Als de dokter weg is, klampt Jansens dochter Gerrit aan: ‘Ben jij het met die dokter eens, Gerrit? Jij kent mijn moeder beter.’ Gerrit glimlacht en vertelt over de plaspillen. ‘Ik kan niet beslissen, maar wel meedenken.’ De vrouw lijkt gerustgesteld. ‘Ben je er morgen weer, Gerrit?’

[.c-highlighted]Een te kleine jas[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

‘De vloer moet meer betrokken worden in alles wat we ontwikkelen’, stelt Anke van Braam, directeur personeelsbeleid van Cordaan, een grote organisatie met zesduizend medewerkers en ongeveer 120 locaties verspreid over de hele hoofdstad. ‘Om dat voor elkaar te krijgen moet er wat veranderen, daar moet je zin in hebben en die zin is er misschien niet altijd geweest. Maar inmiddels kunnen we niet anders door toenemende vergrijzing en arbeidsmarkttekorten. We hebben nu bijvoorbeeld extra aandacht voor betere balans in de roosters, door langer vooruit te plannen.’ Ze hoort ‘ook af en toe het geluid’ van de zorgmedewerkers die het idee hebben dat ze geen inspraak hebben, en ja, dat trekt ze zich aan. ‘Het kan zijn dat je in zo’n grote organisatie het gevoel hebt dat er van alles over je wordt beslist waar je zelf geen belang bij hebt. Er zijn ook nieuwe systemen en richtlijnen die moeten worden ingevoerd. En we hebben als Cordaan de neiging om dan soms nog beter te willen zijn, en meer administratieve last te vragen van onze medewerker dan nodig is.’ Aan de andere kant, zegt Van Braam: ‘Ze mogen ook zelf activistisch zijn. Maak jezelf groot.’

Twee jaar deed VU-onderzoeker Marieke van Wieringen met een team onderzoek naar de ervaringen van verzorgenden – het eerste wetenschappelijke onderzoek in Nederland waarin deze beroepsgroep centraal stond. ‘Soms voelde ik me net een doorgeefluik’, vertelt ze in een koffiebar aan de Amsterdamse Zuidas. ‘Tegen een zorgmanager hoorde ik mezelf zeggen: maar ze willen ook met jullie praten, hoor! Terwijl ik tegelijkertijd dacht: voor zeggen: maar ze willen ook met jullie praten, hoor! Terwijl ik tegelijkertijd dacht: voor verzorgenden is de drempel wel net even wat hoger dan voor jullie. Zij ervaren namelijk een hiërarchieverschil.’

Van Wieringen ontdekte dat verzorgenden vaak niet aan de gesprekstafels zitten voor beleidsoverleg, zelfs niet in de adviesraad voor verpleegkundigen en verzorgenden, en ook niet in de ondernemingsraad. ‘Terwijl, als zij er niet zijn, dan valt gewoon de hele ouderenzorg in elkaar. Dus het is wel een heel bijzondere situatie dat het zo ingericht is.’ In Dorpsveld is de avonddienst begonnen. Op de zusterpost past een medewerker een gewatteerde zwarte winterjas. Te klein helaas, zegt ze tegen Fatima, die hem uit haar tas haalde. Verzorgende Fernanda past de jas ook: ‘Jammer, ik had je graag geholpen en hem overgenomen, maar hij is mij ook te klein.’ Weer een ander bekijkt de jas: ‘Het is wel een lekkere warme, misschien is het wat voor mijn dochter. Hoeveel was hij?’ ‘Zestig euro’, zegt Fatima. ‘O, het is een small, ja die is denk ik ook voor mijn dochter te klein. Misschien is het wat voor Dilphy?’

‘Uitzendkrachten die alleen voor het geld komen, komen vaak met lange laknagels. Ik stuur ze er echt uit, hoor.’

In de kamer aan het einde van de gang zit teamleider Marianne de Lange, haar deur staat open. Ze werkt sinds zestien jaar in Dorpsveld, ze begon er als zorghulp. Ze is van de ouderwetse stempel: streng, maar ook rechtvaardig. ‘Ik zeg altijd: we hebben geen tekorten, je moet alleen wel mensen hebben die willen wérken’, zegt De Lange. ‘Het klinkt oneerbiedig, maar als je mensen hebt rondlopen die denken: lekker chill hier, ja, dan heb je tekorten. Ik heb soms geen idee hoe ik de jonge generatie net zo gemotiveerd krijg als de oudere generatie.’ Ze zucht. ‘Er komen hier mensen werken die een rugzak hebben, en met een rugzak bedoel ik: iemand die privé-problemen heeft en in de schuldsanering zit. Als zo iemand nachtdiensten moet draaien, maar verder geen sociaal vangnet heeft, dan loopt ze vast.’

Voor hen wil ze er zijn, maar dat gaat niet altijd. ‘Uitzendkrachten die alleen voor het geld komen, komen vaak met lange laknagels. Ik stuur ze er echt uit, hoor, ik ga niet met mensen zitten waarvan de helft er geen zin in heeft.’ Op een andere locatie van Stichting Laurens, ook in Rotterdam-Zuid, kreeg De Lange, die daar tijdelijk werkt, in een half jaar het verzuimcijfer van 28 naar 7 procent. ‘Het draait allemaal om aandacht. Vragen naar hoe het met iemand gaat. Je moet kunnen signaleren dat iemand moe is en je moet vragen hoe dat komt. Er is bij mij geen drempel, ik wil dat ze weten dat ze gehoord worden, dat is de sleutel tot succes.’

Op de gang van afdeling 2 van Dorpsveld staat de schoonmaakster met haar kar, ze moet naar een kamer van een bewoner. Op de badkamervloer zit poep en dat moet schoongemaakt, hoorde ze net. Ze werkt hier vijf dagen in de week, ze maakt diensten van vijf uur per dag. ‘We houden de boel schoon zodat de bewoners hier kunnen leven in goede omstandigheden. Voor de zorgmedewerkers is het af en toe wel erg zwaar. Ik ben blij dat ik zelf niet in de zorg werk.’ Maar ze werkt toch in de zorg? Ze lacht: ‘Nee, ik sta niet aan het bed hè. Mijn kinderen zitten wel in de zorg, geen idee hoe ze het volhouden.’

Gerda, Shani, Dominique en Fernanda worden om privacyredenen alleen bij hun voornaam genoemd. De namen van Fatima, Gerrit, Simon, mevrouw Jansen, Karen, Simone en Laura zijn om privacyredenen gefingeerd. Dit artikel werd mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. Dit onderzoek verscheen ook bij De Groene Amsterdammer.

[.c-highlighted]Vind je dit een goed onderzoek?[.c-highlight-yellow][.c-highlight-yellow][.c-highlighted]

Steun ons dan!

Wij werken effectief; er is geen directie of duur kantoorpand. Ondanks dat blijft onderzoeksjournalistiek kostbaar. Research kan maanden in beslag nemen en dan nog is het eindresultaat onzeker. Wij kunnen jouw financiële bijdrage (klein of groot) dus goed gebruiken.

Doneer via deze link

Bron:

Bron:

Bron:

Meer dossiers